Juist woordgebruik: wanneer verwijs je met die en wanneer met dat?

Op 26-03-2023 in Stijl

Juist woordgebruik: wanneer verwijs je met die en wanneer met dat?

Iets wat vaak fout gaat tijdens het schrijven is het verwijzen met ‘die’ en ‘dat’. Vaak is het in de zin wel te horen welke vorm de juiste is, maar helaas laat het taalgevoel je ook wel eens in de steek. Gelukkig is het gemakkelijk, wanneer je het regeltje weet. Simpel en zo geleerd, je moet het maar net even weten.

In het kort

Staat het lidwoord ‘het’ voor het zelfstandig naamwoord, dan verwijs je met het woord ‘dat’. Staat het lidwoord ‘de’ voor het zelfstandig naamwoord, dan verwijs je met het woord ‘die’. Je kunt een zelfstandig naamwoord herkennen aan het feit dat je er een lidwoord (de, het en een) voor kunt zetten.

Verwijzen met ‘dat’

Voorbeelden:

  • Het meisje dat naar school fietst.
  • Het potlood dat op de tafel ligt.
  • Het mes dat jij gebruikt om mee te snijden.

Verwijzen met ‘die’

Voorbeelden:

  • De jongen die graag voetbalt.
  • De hond die op de bank ligt.
  • De plant die op de grond staat.

Tip

Probeer, als het lidwoord niet in de zin staat of wanneer er ‘een’ voor staat, het er zelf voor te zetten. Op deze manier weet je meteen of het een zelfstandig naamwoord is met ‘de’ of ‘het’.

Let op!

Soms wordt gedacht dat naar vrouwelijke woorden met het woord ‘die’ wordt verwezen, en met ‘dat’ naar mannelijke woorden. Dit is niet waar. Het gebruik van ‘die’ en ‘dat’ heeft niets met het geslacht van een woord te maken. Naar een mannelijk woord kan best met ‘die’ verwezen worden. Vaak is het wel zo dat zelfstandig naamwoorden met ‘de’ vrouwelijk zijn, maar het is geen officiële regel.